Zoek
Sluit dit zoekvak.

Adverteren

Home > Artikelen > Dossiers > Tips > Tips bij de complicatie: stille ondervoeding

Tips bij de complicatie: stille ondervoeding

Delen

Baby’s jonger dan drie maanden, zijn het meest gevoelig voor snelle uitdroging en ondervoeding. Binnen 24 uur kunnen kinderen onder de twee uitdrogen. Uitdroging en ondervoeding ontstaan soms ongemerkt. In dat geval wordt gesproken van ‘stille ondervoeding’. Uitdroging ontstaat vooral in de eerste twee levensweken, ondervoeding na twee weken. Als niet tijdig wordt ingegrepen, kan het leiden tot ernstige en soms blijvende complicaties. Het is dus belangrijk alert te zijn.

Tekst: Sanne Verhoeff  

Als een baby systematisch en ongemerkt te weinig melk binnenkrijgt, ontstaat er stille ondervoeding. De baby krijgt hierdoor minder energie en gaat hierdoor steeds minder drinken. De symptomen van uitdroging en ondervoeding zijn niet altijd makkelijk te signaleren. Zo kan een uitgedroogde baby die borstvoeding krijgt, rustig en tevreden lijken. Vaak wordt bij zieke kindjes gelet op koorts maar in dit geval zijn andere kenmerken belangrijker. Belangrijke tekenen (en redenen voor opname) van uitdroging zijn:

  •           Sufheid en extreme lusteloosheid (lethargie)
  •           Slecht drinken
  •           Weinig plassen, dus weinig of geen natte luiers
  •           Hyperbilirubinemie (gevaarlijk hoog bilirubinegehalte)
  •           Snelle ademhaling
  •           Snelle hartslag
  •           Diepliggende ogen
  •           Koude armen en benen
  •           Een huidplooitje dat even blijft staan wanneer het wordt opgetild

Gevolgen uitdroging

Bij pasgeborenen kan uitdroging leiden tot ernstige complicaties. Denk bijvoorbeeld aan cerebraal oedeem (zwelling van de hersenen), epileptische aanvallen of stuipen, nierfalen, blijvende hersenbeschadiging en soms zelfs overlijden. 

Kennis zorgverleners

In de richtlijnen van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) is te lezen dat stille ondervoeding meestal het gevolg is van inadequaat borstvoedingsbeleid of fouten bij het bereiden van kunstmatige babyvoeding. Het leidt tot (ernstig) gewichtsverlies en/of onvoldoende groei. Het is daarom belangrijk te weten hoe je onvoldoende melkinname bij de baby op tijd kunt signaleren en vaststellen. Zorgverleners moeten deze kennis overdragen aan de ouders. Goed management bij bijvoorbeeld het geven van borstvoeding is daarbij belangrijk. Wat is nu precies juist management?

Een paar richtlijnen van borstvoedingtotaal.nl op een rij:

  •           De baby binnen een uur na de partus aanleggen en laten drinken
  •           De baby daarna gedurende de eerste twee a drie dagen zo vaak aanleggen als de baby maar wakker is, minimaal acht keer en geen maximum
  •           Daarna op vraag gaan voeden
  •           Geen beperkingen opleggen in de duur van de voedingen
  •           Niet bijvoeden
  •           Geen spenen of fopspenen geven

Goed observeren

Daarnaast moet het drinken van de baby goed geobserveerd worden. De dagelijkse vochtbehoefte van kinderen van 0-3 maanden is 150 ml per kg. Voor kinderen van 4-6 maanden is dit 130 ml per kg, voor kinderen van 7-9 maanden is dit 120 ml per kg voor kinderen van 10-12 maanden 110 ml per kg. Dit zijn overigens richtlijnen. Sommige kinderen drinken minder, andere meer. Zolang een baby geen tekenen van uitdroging vertoont, hoeven ouders zich geen zorgen te maken.

Als een baby borstvoeding krijgt, is het moeilijk exact te weten wat het binnenkrijgt. Soms lijkt een kind goed te drinken, terwijl dit niet het geval is. Daarom is het belangrijk echt te horen dat de baby drinkt, ook al is dat niet altijd makkelijk. In dit geval is het gebruik van een weegschaal aan te raden. Het gewichtsverloop is soms de enige aanwijzing voor uitdroging of ondervoeding. Volgens de NCJ-richtlijnen is er sprake van uitdroging als een pasgeborene een gewichtsverlies heeft van onder de -2,5 standaarddeviatiescore (SDS) op de curve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen. Bij oudere baby’s is er sprake van ondervoeding als de gewicht-naar-lengte curve zich onder de -2 SDS op de groeicurve bevindt. In de eerste levensweken is er in geval van ondervoeding en uitdroging naast een vochttekort ook sprake van een tekort aan calorieën.  

Dorstkoorts

Soms heeft een baby op de derde of vierde dag na de geboorte dorstkoorts. Dit is een combinatie van temperatuurverhoging (>38 graden  ̊C) en gewichtsafname. De koorts hangt dan samen met dehydratie. Andere oorzaken van koorts moeten in dit geval worden uitgesloten. De meest gevaarlijke vorm van uitdroging is hypernatremische of hypertone dehydratie (wanneer het waterverlies groter is dan het zoutverlies). Dit treedt vooral op bij zuigelingen in de eerste twee tot drie weken na de geboorte.

Het gedrag van een uitgedroogde baby kan wisselend zijn: het ene kindje is alert en hongerig terwijl het andere meer geïrriteerd, suf of zelfs stervend is. De kans op deze vorm van uitdroging is groter na een keizersnede dan na een vaginale bevalling. Andere risicofactoren zijn de leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind baart, vertraging van de start van de eerste borstvoeding, geringe of afwezige hongersignalen bij het kindje, het gebruik van tepelhoedjes en onregelmatige voedingen.   

Bronnen: www.ncj.nl, 24baby.nl, thuisarts.nl, borstvoedingtotaal.nl

Advies uitdroging en ondervoeding in de kraamtijd op een rij:

  • Let bij een gewichtsverlies onder de -2 standaarddeviatiescore op de curve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen op signalen van onvoldoende melkinname. 
  •           Let bij baby’s die twee weken na geboorte nog niet terug zijn op geboortegewicht op signalen van onvoldoende melkinname.
  •           Evalueer en optimaliseer het borstvoedingsproces bij een gewichtsverlies onder de -2 standaarddeviatiescore (of bij duidelijke afbuiging) op de curve voor gewichtsverlies. Evalueer de gezondheidstoestand van de baby. Verwijs indien nodig (of bij twijfel) door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is). Leg de moeder uit dat het belangrijk is dat ze haar baby vaker aanlegt, dat ze zorgvuldig aanlegt en dat ze de baby lang genoeg aan de borst laat drinken. Hanteer luchtige/optimistische toon om het vertrouwen in het eigen kunnen van de moeder te stimuleren. Verwijs de moeder, indien nodig, naar een lactatiekundige.
  •           Let ook op overige tekenen van uitdroging (zie artikel). Overleg met en/of verwijs door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is) bij twijfel over de gezondheidstoestand van de baby. Zorg bij een gewichtsverlies onder de -2,5 standaarddeviatiescore actief voor een grotere melkinname. Bijvoeden gebeurt bij voorkeur met afgekolfde moedermelk. Indien deze niet voorradig is, wordt bijgevoed met donormelk of kunstmatige zuigelingenvoeding. Geef moeder uitleg over hoe zij kan zien of haar baby voldoende melk drinkt. Een dag later (of zo nodig eerder) vindt evaluatie plaats.
  •           Overleg met en/of verwijs door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is), als er bij evaluatie geen verbetering in de situatie is opgetreden. In de meeste gevallen is bijvoeden noodzakelijk. Bij vermoeden van onderliggende ziekte zal de zorgverlener eerder verwijzen naar de kinderarts.

Bron: NCJ

Delen